In het laatste weekend van maart komt er een bijzonder reliek naar Zwolle: de schedel van Thomas van Aquino. Natuurlijk wordt er op allerlei manieren aandacht aan besteed: zoals in een studiemiddag, concert bij kaarslicht, in de eucharistieviering en een wandeling. Maar hoe zit dat eigenlijk met relieken? Lucia de Vries neemt je mee!
Lucia de Vries gaat op zoek naar het relikwie van Thomas van Aquino. In deel 1 kreeg ze drie doosjes vol reliekhouders mee en is er niet gerust op. Wat als ze gestolen worden? En hoe groot is de kans dat het reliek van Thomas ertussen zit?
De drie doosjes met relieken
Ik kan er die nacht niet goed van slapen. De doosjes staan in mijn boekenkast. Staan ze daar veilig? Reliekroof is vanaf de Middeleeuwen wijdverspreid; tot op de dag worden altaren opengebroken om heilige haren en stukjes bot te ontvreemden. In 2018 bevestigde de Heilige Stoel nog maar eens dat de verkoop ervan streng verboden is.
En bovendien: wat weet ik nu eigenlijk over katholieke heiligenverering en over Thomas van Acquino? Ik heb dan wel de schedels van mijn Urker voorouders herbegraven, maar dit is duidelijk een heel andere stiel. Thomas van Aquino ken ik alleen van een lied dat hij schreef:
Jezus wiens gedachtenis ik nu vieren mag,
voer mij door de scheem'ring naar die volle dag,
dat mijn oog Uw aanzicht zonder iets dat scheidt,
ongesluierd schouwe in Gods heerlijkheid.
Ik bedenk dat relieken eigenlijk ook erfgoed zijn en dat ik daar wél een achtergrond in heb. Ik leg de kistjes op het aanrecht en open ze.
Heilige met baard
Omdat ik niet goed weet waar ik moet beginnen, tel ik ze eerst. Het blijken er 77 te zijn, onder te verdelen in categorieën. De meesten zijn rond, met een doorsnede van 3,5 cm, geschikt voor plaatsing in reliekkruizen. Theca blijken ze te heten. Sommigen beschikken over één reliek, anderen over meer. Een enkel doosje is voorzien van een stukje stof. Ik moet ze schoonmaken om de namen te kunnen lezen.
In een van de kistjes vind ik achtkantige en ovalen houders. Ik zie houders die op een medaillon leken. Eentje is 7 cm hoog en volgestopt met acht relieken: die van Barbara, Augustinus, Cornelis, Valentijn, Johannes, Gregoni, Cili, Orcom (Wilgefortis, de vrouwelijke heilige met baard?). Het doet me goed om ook vrouwelijke heiligen tegen te komen. Als kers op de taart is in het midden een stukje hout van het Heilig Kruis te zien.
In het derde kistje vind ik stuk vergeeld papier. “Uit het hout van het H. Kruis’, staat er met zwarte inkt op geschreven. Als ik de brief open, vind ik een Italiaanse gedrukte tekst, waarop ingevuld ‘Ex Ligno S. Crucis D.N.J. G.’, op 25 juli 1876 ondertekend en verzegeld door Fr. J.A. van Oorschot. Het hoort bij een medaillon met een kruisje, gemaakt van twee splinters hout.
In datzelfde kistje stuit ik tenslotte op de naam waar ik naar op zoek ben: Thomas van Aquino. Het is een eenvoudige ronde, koperen houder. De maker heeft gekozen voor goudkleurige zijde. De reliek is een minuscuul stukje bot, ook goudkleurig. De achterkant is verzegeld. Onder het rode zegel is een opgevouwen stuk papier te zien. De letters zijn helaas niet te lezen. Het wapen op het zegel is me onbekend. Een zoektocht op Google Images laat zien dat het overeenkomt met die van verzegelde relieken die bij veilinghuizen worden aangeboden. Ze blijken enkele honderden euro’s op te leveren.
Ik slaak een zucht. Mijn zoektocht lijkt ten einde te zijn gekomen.
Het reliek van Thomas van Aquino
Op naar de Veerallee
Toch blijft er iets knagen. Ik heb inmiddels gehoord dat de broeders uit Rotterdam in 2020 naar Zwolle kwamen met de vraag of zij het reliek van Thomas mochten meenemen. Het team besloot toen om ze niet mee te geven: het hoort bij de geschiedenis van het Zwolse klooster. Ging dat over dit kleine doosje?
Ik maak een afspraak met pater Wijbe Fransen. Op een zonnige donderdagochtend fiets ik naar de mooie villa op de Veerallee. Het ochtendgebed is net afgelopen en de mannen zitten aan de koffie. Er hangt een zomerse sfeer. De balkondeuren staan open, het licht wordt gefilterd door het groen van de oude bomen aan de straatkant. Ik krijg een kop koffie toegeschoven. Ik pak het reliekdoosje uit mijn tas en laat het zien.
“Relikwieën vinden volgens de overlevering hun oorsprong in de tijd dat christenen in catacomben de eucharistie op het graf van martelaren vierden. Toen op deze plekken kerken werden gebouwd werden relikwieën van de heiligen in de altaars geplaatst”, vertelt broeder Wijbe. In Nederland was het de gewoonte op heiligendagen een reliek door het kerkvolk te laten kussen. Net zoals het kruis kon worden gekust op Palmpasen.
“Ik ben opgegroeid met het kussen van het kruis. Het is een bijzonder contactmoment, als een fysieke aanraking”, aldus Wijbe, die haast om erbij te vertellen dat het Tweede Vaticaans Concilie in de Jaren 60 voor veel verandering zorgde. Het altaar werd omgedraaid, de liturgie vertaald in het Nederlands en de positie van leken versterkt. Heiligen en relieken verloren hun prominente rol. “Er zijn toen hele mooie dingen gebeurd”, concludeert Wijbe, “die had ik voor geen goud willen missen.”
Toch proef ik twijfel. Decennia lang werkte pater Fransen in de Cariben. Mist hij deze vorm van devotie? “In de Caribische cultuur speelt fysiek contact een veel grotere rol. Het omhoog houden van het kruis en het kussen ervan heeft daar grote betekenis. Ik geef kerkgangers in de Caribische viering tijdens Pasen hiervoor de gelegenheid. Dat doet mij persoonlijk ook veel. Per slot van rekening heeft Christus ons met het kruis verzoend met de Vader.”
Ik denk aan de betekenis van menselijke resten in onze cultuur. Wij hechten meer waarde aan foto’s, erfstukken, een graf. We zijn wars van voorouderverering. En toch, mijn voorouders spelen een belangrijke rol in mijn leven. Er zijn momenten geweest dat ik op een plek stond waar zij zeker zijn geweest en ik hen bijna lijfelijk nabij voelde.
Broeder Wijbe Fransen met het reliek
“Heiligen worden natuurlijk niet aanbeden”, vertelt Wijbe. “Hen wordt gevraagd om voorbede, zoals we dat aan Maria vragen in een weesgegroetje. Een reliek is een teken van eerbied en dankbaarheid.” Wat zouden we Thomas vragen, nu zijn theca voor ons ligt? “Heilige Thomas, bidt voor ons”, zeggen we allebei tegelijk.
“Is dit dan het doosje uit het altaar?” vraagt Wijbe. Ik kijk hem verbaasd aan. “Uit het altaar?” “Ja, er heeft een relikwie van Thomas in het hoofdaltaar gezeten.”
Een altaarrelikwie van Thomas? Zou er dan nog een tweede zijn, ergens in de kerk?
Misschien moest ik daar even naar toe fietsen?
Wordt vervolgd...